Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT1947

Datum uitspraak2005-03-23
Datum gepubliceerd2005-03-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200404438/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 8 oktober 2001 heeft de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) een aanvraag van appellant om toekenning van een tegemoetkoming in de ziektekosten op de voet van de Remigratiewet afgewezen.


Uitspraak

200404438/1. Datum uitspraak: 23 maart 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend in [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2004 in het geding tussen: appellant en de Sociale Verzekeringsbank. 1.    Procesverloop Bij besluit van 8 oktober 2001 heeft de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) een aanvraag van appellant om toekenning van een tegemoetkoming in de ziektekosten op de voet van de Remigratiewet afgewezen. Bij besluit van 23 januari 2003 heeft de SVB het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 31 maart 2004, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Centrale Raad van Beroep ingekomen op 10 mei 2004, hoger beroep ingesteld. Het hoger-beroepschrift  is bij brief van 12 mei 2004, met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van die wet, ter behandeling doorgezonden aan de Raad van State. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 21 juni 2004. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 10 november 2004 heeft de SVB van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. Toxopeus, advocaat te Zoetermeer, is verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Appellant klaagt dat de rechtbank ten onrechte het beroep op het vertrouwensbeginsel heeft verworpen. 2.1.1.    Appellant heeft zijn stelling, dat voorafgaand aan zijn aanvraag om toekenning van een remigratieuitkering op de voet van de Remigratieregeling 1985 door medewerkers van het Nederlands Migratie Instituut (NMI) en door medewerkers van de SVB concrete toezeggingen zijn gedaan, op grond waarvan bij hem de rechtens te honoreren verwachting is gewekt dat hij na inwerkingtreding van de Remigratiewet alsnog in aanmerking zou komen voor een tegemoetkoming in de ziektekosten op grond van die wet, niet aannemelijk gemaakt. Reeds daarom faalt het beroep op het vertrouwensbeginsel. 2.2.    Voorts klaagt appellant dat de rechtbank ten onrechte ongemotiveerd is voorbijgegaan aan zijn stelling dat hij door de afwijzing van zijn aanvraag onevenredig hard wordt getroffen en dat de SVB derhalve, met toepassing van zijn discretionaire bevoegdheid, de aanvraag had behoren in te willigen. 2.2.1.    Deze klacht faalt evenzeer, reeds omdat niet is gebleken dat de SVB aan de Remigratiewet of enig ander algemeen verbindend voorschrift de bevoegdheid kan ontlenen om ingeval van onevenredige hardheid, als door appellant bedoeld, een tegemoetkoming in de ziektekosten toe te kennen. 2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, zij het met enige verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. J.H. van Kreveld, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van Staat. w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Beerse Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2005 382.